Carl Schmitts concept van soevereiniteit laat zich kernachtig samenvatten: ‘Soeverein is hij die beslist over de uitzondering’. Waar de rechtsorde doorgaans prevaleert, treedt de ware soeverein naar voren zodra een crisis zich aandient. Namelijk, hij die het recht tijdelijk opschort in naam van noodzakelijkheid. Schmitt, kroonjurist van het Derde Rijk, laat zien hoe de grens tussen noodzaak en machtsgreep kan vervagen. Wanneer een regering zichzelf de bevoegdheid toekent buiten het recht te treden bestaat het risico dat de uitzondering haar tijdelijke karakter verliest en de norm wordt. Dit artikel zet uiteen hoe uitzonderingsdenken de fundamenten van de democratische rechtsstaat onder druk zet, en waarom het Schmittiaanse spook nog altijd door de politiek waart.
Liberalisme in de ontkenning
Schmitt betoogt dat democratie en dictatuur geen tegenpolen, maar varianten van hetzelfde principe zijn. Beide vestigen soevereiniteit bij één beslissende instantie, of dat nu het volk of een alleenheerser is. Liberalisme daarentegen ondermijnt deze soevereiniteit door macht te fragmenteren en te onderwerpen aan juridische en procedurele waarborgen. Dit betekent dat liberalisme en democratie in wezen onverenigbaar zijn. Waar democratie draait om eenheid — de wil van het volk als hoogste gezag — berust liberalisme op machtsdeling en institutionele beperkingen. Schmitt bekritiseert het liberalisme omdat het soevereiniteit zou ondermijnen door haar ondergeschikt te maken aan formele procedures. Daarmee miskent het volgens Schmitt de realiteit dat in tijden van crisis niet de wet, maar de beslissing van de soverein centraal staat. De ware essentie van soevereiniteit ligt volgens hem in het prerogatief om buiten de rechtsorde te treden wanneer de situatie dat vereist.
Europa en de uitzondering
Buiten de rechtsorde treden is dan ook wat politieke leiders in Europa en daarbuiten naar hartelust doen. In Hongarije heeft minister-president Orbán sinds de migratiecrisis van 2015 herhaaldelijk noodverordeningen gebruikt om zonder parlementaire tussenkomst te regeren. De regering onder president Macron probeerde in 2023 de pensioenleeftijd te verhogen zonder een stemming in het parlement af te wachten. Via een grondwettelijke loophole werd het wetsvoorstel automatisch aangenomen. De inperking van rechtsstatelijke principes werd in Polen door de regerende PiS-partij gelegitimeerd met verwijzing naar de noodzaak van ‘gerechtelijke hervormingen’. Deze hervormingen ondermijnden de onafhankelijkheid van rechters. Dergelijke actuele voorbeelden illustreren hoe het concept van de uitzonderingstoestand steeds vaker als politiek instrument wordt ingezet. Niet alleen als reactie op concrete crises, maar ook om machtsverhoudingen te herschikken. Wat Schmitt beschreef als het prerogatief van de soeverein buiten de rechtsorde te treden, dreigt zo een structureel element van hedendaags bestuur te worden.
Crisis als instrument
In Nederland manifesteerde de Schmittiaanse soeverein zich via de voorgestelde asielnoodwet van 2024. Het kabinet stelde voor een asielcrisis uit te roepen en zich te beroepen op staatsnoodrecht. Zo kon het buiten de reguliere parlementaire procedure om direct maatregelen nemen, met slechts achteraf controle door het parlement. Volgens de regering werd door Nederlanders een asielcrisis ervaren. Deze crisis werd echter niet objectief vastgesteld. Dit bevestigt Schmitts analyse van soevereiniteit: de uitzonderingstoestand is geen neutraal gegeven, maar een constructie van de machthebber. Niet het volk of een onafhankelijke instantie, maar de autoriteit zelf beslist wanneer een crisis begint en – crucialer nog – wanneer deze eindigt.
Als een crisis slechts wordt ervaren en niet objectief wordt gemeten, bestaat het risico dat de bestaande regels steeds opnieuw worden opgeschort. Dit onder het voorwendsel van noodzakelijkheid. Hierdoor wordt een precedent geschept waarbij het tijdelijke karakter van de uitzondering verdwijnt. Resteert de rechtsstaat slechts als façade wanneer uitzondering tot norm verwordt? De kern van deze problematiek is dat het recht geen omvattend kader kan bieden voor uitzonderingen. Hun aard is onvoorspelbaar en laat zich niet in vooraf bepaalde regels vatten. Daarom moet het zich beschermen door buiten zichzelf te treden. Als gevolg wordt de essentie van de rechtsstaat dus ondermijnd: niet het recht, maar de beslissing wordt de ultieme bron van orde. Samenlevingen die zich steeds laten leiden door de noodzaak van het moment zullen niet in staat blijven het recht als fundament van haar politieke bestaan te behouden.