Strenger versus slimmer: waarom strafzucht geen antwoord is op systeemfalen

Website format-4

In december 2024 riep staatssecretaris van Justitie en Veiligheid Ingrid Coenradie ‘code zwart’ uit door de dringende cel- en personeelstekorten binnen het gevangeniswezen. Vier maanden later presenteerde zij een noodvoorstel: het bouwen van twee tijdelijke gevangenissen en het vervroegd vrijlaten van bepaalde gevangenen. Een zoveelste noodverband op een stelsel dat structureel piept en kraakt. Hoewel het kabinet ermee instemt, stuit het voorstel binnen haar eigen partij, de PVV, op veel kritiek. Een duidelijke illustratie van politieke retoriek versus bestuurlijke realiteit. En precies daar ligt de kern van het probleem: ons strafbeleid zit muurvast tussen symboliek en uitvoerbaarheid. Dit roept niet alleen vragen op over het huidige strafsysteem, maar ook over de fundamenten waar deze op gebouwd is. Hoog tijd om die eens onder de loep te nemen dus.

Noodlokalen in een brandend schoolgebouw

De overbelasting van het gevangeniswezen is niet alleen een capaciteitsprobleem, maar ook een symptoom van een breder structureel falen. De kiem werd gelegd in 2012 door de bezuinigingen op deze sector van het kabinet-Rutte II. Sindsdien zijn 26 gevangenissen gesloten. Dit terwijl de instroom van gedetineerden inmiddels weer fors is gestegen: van 21.000 in 2020 naar meer dan 26.000 in 2023. Tegelijkertijd is er te weinig personeel en wordt zelfs noodgedwongen gebruikgemaakt van isoleercellen. Coenradies oplossing – 120 extra noodcellen en vervroegde vrijlating van mensen met celstraffen tot één jaar – biedt slechts tijdelijke verlichting. De werkelijkheid is dat niet alleen de gevangenissen maar de hele strafrechtketen is vastgelopen: van politiecellen tot huizen van bewaring en detentie-instellingen. De crux is: hoe te straffen als de bajes vol zit?

Repressie of preventie

Vanuit politiek rechts klinkt de roep om zwaardere straffen, hogere boetes en langere detentie steeds luider. Een beleid dat ronduit onhoudbaar zal blijken zodra het uitgevoerd wordt. Vrijwel iedereen die het systeem daadwerkelijk draaiende moet houden noemt dit onrealistisch en onverantwoord. Meerpersoonscellen vormen niet alleen een logistieke puzzel (door psychische problematiek, onderlinge vijandschappen of criminele banden), maar ook ethische vraagstukken. Mensen kunnen niet zoals Wilders betoogt ‘staand’ worden opgesloten met de verwachting dat zij vervolgens als betere burgers terugkeren in de maatschappij. Ook wetenschappelijk onderzoek geeft aanwijzingen dat langere celstraffen slechts een gering afschrikwekkend effect hebben. Sterker nog: uit sommige studies blijkt zelfs dat ze de kans op recidive juist vergroten.

Detentie zonder perspectief breekt mensen dus eerder af dan dat het ze vormt. Alternatieve straffen blijken in veel gevallen effectiever, voor zowel de samenleving als voor de gedetineerden. Denk hierbij aan elektronische detentie, taakstraffen en verplichte begeleiding. Dit ‘slimmer straffen’ verlicht de druk op het gevangeniswezen en is daarmee ook economisch verstandiger. Daarnaast is het belangrijk om te onthouden dat mensen uiteindelijk weer vrij komen. Het is dan in ieders belang dat ze de draad weer zo snel mogelijk kunnen oppakken. Slimmer straffen kan hiertoe de sleutel zijn. Een dergelijke aanpak vergt echter investering, vertrouwen in menselijk herstelvermogen en politieke ruggengraat. Allemaal zaken die kennelijk lastiger te verkopen zijn dan het beeld van een volle cel.

Veiligheid vraagt om visie, niet om vergelding

In het conflict tussen Coenradie en haar eigen partij komt een fundamentele vraag naar boven: willen we straffen om te straffen of om te herstellen? Uiteindelijk heeft straf namelijk niet alleen effect op gedetineerden, maar ook op de samenleving als geheel. De roep om zwaardere straffen mag dan misschien wel politiek effectief zijn, maar is maatschappelijk overduidelijk ineffectief. In een ideale wereld zouden straffen gezien moeten worden als middel en niet als doel op zich. Een efficiënt strafsysteem investeert in preventie, nazorg en re-integratie. Het voorkomt dat mensen überhaupt (of opnieuw) in het criminele circuit terechtkomen. Dat vraagt om samenwerking met andere sectoren, zoals de (jeugd)zorg, het onderwijs en de woningbouw. Kortom: Nederland kent geen gebrek aan strafmaat, maar misschien wel aan strafvisie. Celuitbreiding zonder gedragsverandering is dweilen met de kraan open. Slimmer straffen is geen zwaktebod, het is de enige manier om het systeem te redden van zichzelf.

Meer over

Deel dit artikel

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven
Scroll naar top