Op 16 september 2025 publiceerde de ‘Onafhankelijke Internationale Onderzoekscommissie (‘de Commissie’) van de Verenigde Naties (VN) inzake de bezette Palestijnse gebieden, inclusief Oost-Jeruzalem en Israël’ haar meest recente rapport. De Commissie concludeert op basis van onderzoek dat Israël zich sinds 7 oktober 2023 schuldig maakt aan genocide tegen de Palestijnen in de Gazastrook. Het rapport bevraagt de betekenis en juridische kracht van VN-commissies in geopolitieke conflicten. Zij roept wereldwijd alle staten, inclusief Israël, op hun verplichtingen onder internationaal recht na te komen.
Het rapport
De Commissie werd op 27 mei 2021 in het leven geroepen door de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties (UNCHR). Met als doel schendingen van mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht in Israël en de bezette Palestijnse gebieden te onderzoeken. In dit meest recente rapport wordt geconcludeerd dat Israëlische autoriteiten verantwoordelijk zijn voor vier van de vijf genocidale handelingen uit het Genocideverdrag (1948). Namelijk het doden van leden van de Palestijnse groep en het toebrengen van ernstig lichamelijk en geestelijk letsel. Ook het opzettelijk opleggen van levensomstandigheden gericht op de vernietiging van Palestijnen en het treffen van maatregelen die bedoeld zijn om geboortes te voorkomen werden vastgesteld. De Commissie maakt hierbij duidelijk onderscheid tussen genocidale handelingen en genocidale intentie. Voor het vaststellen van intentie wordt gebruikgemaakt van the reasonable grounds to conclude, zoals geformuleerd door het Internationaal Gerechtshof (IGH). Wanneer verklaringen en gedragspatronen samen slechts één redelijke conclusie toelaten, namelijk genocide, dan geldt dit als direct bewijs van genocidale intentie.
Verder stelt de Commissie dat Israël heeft verzuimd om genocide te voorkomen en te bestraffen, waartoe staten volgens het Genocideverdrag verplicht zijn. “Wanneer er duidelijke aanwijzingen en bewijzen van genocide zijn, staat het uitblijven van actie om de genocide te stoppen gelijk aan medeplichtigheid”, aldus Pillay, de voorzitter van de Commissie. Het advies luidt: staak de levering van wapens aan Israël. Er moet toezicht worden gehouden op nationale bedrijven die betrokken kunnen zijn bij oorlogsmisdaden. Ook moeten procedures worden opgestart tegen individuen of ondernemingen die een aandeel hebben in genocidale daden.
Rechtskracht
Het verbod op genocide is een dwingende norm binnen het internationaal recht. Het IGH oordeelde in 1970 dat de verplichting tot voorkoming en bestraffing van genocide jegens eenieder werkt. Toch heeft een dergelijk VN-rapport geen directe juridische werking. Volgens Thijs Bouwknegt, onderzoeker bij het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, is dit niet het eerste rapport waarin wordt vastgesteld dat sprake is van genocide door Israël. “Een rapport heeft pas effect als staten besluiten er wat mee te doen,” aldus Bouwknegt. Desondanks kan het op termijn zwaar meewegen als bewijsstuk in toekomstige juridische procedures. Het rapport heeft wél invloed op de interpretatie van de verplichtingen die voortvloeien uit het Genocideverdrag. Landen die er partij van zijn, waaronder Nederland, moeten zich onthouden van handelingen die kunnen leiden tot medeplichtigheid. Steun aan Israël kan daardoor juridisch risicovol worden. Volgens Bouwknegt ligt de praktische impact daarom vooral bij ministeries van Buitenlandse Zaken.
Hoe nu verder?
Hoewel de rechtskracht van het rapport op dit moment nog achterblijft, is de toon binnen de VN duidelijk aan het veranderen. Tijdens de Algemene Vergadering in september verlieten vertegenwoordigers van landen als Zuid-Afrika, Ierland, Maleisië, Bolivia, Turkije en Brazilië de zaal tijdens de toespraak van Israelische premier Netanyahu. Meerdere staten spraken expliciet steun uit voor de conclusies van de VN-Commissie, anderen wezen de term genocide af als “prematuur”. Hoewel geen formele resolutie werd aangenomen, werd het rapport door 93 landen erkend als basis voor verder onderzoek. In dit licht lijkt de conclusie van de VN-Commissie, en haar gevolg dat niet-ingrijpen gelijkstaat aan medeplichtigheid, niet langer slechts een waarschuwing, maar een oproep die de internationale gemeenschap steeds moeilijker kan negeren.


