Gemiddeld kopen Nederlanders liefst 46 nieuwe kledingstukken per jaar voor een gemiddelde prijs van slechts 16 euro per kledingstuk. Dat blijkt uit onderzoek van studenten van de HvA. Het moge duidelijk zijn dat we veel kopen voor weinig. Het heeft alles te maken met de zogeheten fast-fashion Industry.
De komst van H&M, begin jaren negentig, luidde dit fast-fashiontijdperk in. Het succes kwam niet alleen door de lage prijzen. Cruciaal was dat H&M razendsnel op nieuwe trends inspeelde. Dat kon Zara even later nóg beter doordat zij hun kleding dicht bij de Europese afzetmarkt produceren in landen zoals Turkije. Daarnaast gaven winkeliers via een handcomputer door hoe groot de vraag naar een bepaald ontwerp was. Die signalen kwamen direct binnen in het distributiecentrum in Spanje en binnen twee dagen werd dat razend populaire zalmroze truitje alweer aangevuld.
Kleding gaat in rook op
Die flexibiliteit is essentieel, want moeilijk verkoopbare kledingvoorraden blijven voor élk modebedrijf een bron van zorgen. Hoeveel gebreide truitjes en andere kledingstukken er precies liggen te verstoffen in de winkels en magazijnen van kledingketens is moeilijk te zeggen. Een van de weinige onderzoeken naar het fenomeen werd twee jaar geleden uitgevoerd. Daaruit bleek dat in 2015 in de gehele Nederlandse kledingbranche ruim 21 miljoen kledingstukken in de rekken achterbleven, ongeveer 6,5 procent van het totaal.
Ongeveer twee derde van die onverkochte kleding ging naar het goede doel en kwam uiteindelijk terecht in Afrika of Azië. Daarnaast bleef een behoorlijk deel liggen in de winkel, een outlet of de opslag. Zo’n 600.000 kleren werden gerecycled tot doekjes, vilt of isolatiemateriaal. Wat dan nog resteert zijn de bijna 600.000 kleren die, nog voor ze ooit gedragen waren, vernietigd werden. Teruggestuurde kleding inbegrepen.
Jaarlijks verdwijnt er in Nederland 135 miljoen kilo textiel in de verbrandingsoven. Dat is 5 procent van onze totale afvalberg. Een opmerkelijk gegeven, in een tijd waarin consumenten worden aangemoedigd om duurzamer te leven. Alleen al om de katoen te verbouwen die nodig is voor een wit T-shirt is 2.700 liter water nodig. Dat is evenveel als de hoeveelheid drinkwater die een gemiddeld mens in tweeënhalf jaar tijd gebruikt of die nodig is voor een pond varkensvlees. Bovendien is de textielindustrie verantwoordelijk voor 10 procent van de wereldwijde CO2-uitstoot.
Struisvogelgedrag
Daarnaast is de industrie onwijs oneerlijk. Het minimumloon voor een textielwerker in Bangladesh is omgerekend zo’n 50 euro per maand terwijl voor onderdak en eten minimaal 110 euro nodig is. Verder zijn de omstandigheden in de fabrieken vaak slecht. In 2012 werden nooduitgangen geblokkeerd nadat er vuur uitbrak in de Tazreen fabriek en in 2016 toonde de BBC aan dat er kinderen van Syrische vluchtelingen worden uitgebuit in Turkse ateliers. In beide gevallen betoogden modefabrikanten (zoals ASOS, Bershka en Zara) dat de productie zonder hun toestemming was uitbesteed.
We weten al langer wat de gevolgen zijn van dit systeem, maar het lijkt ons weinig te schelen. Toen in 2013 in Bangladesh kledingfabriek Rana Plaza instortte, waarbij meer dan duizend mensen om het leven kwamen, was de verontwaardiging alom. Een paar maanden nadat de labeltjes van onder meer Primark tussen het puin werden uitgehaald, waren de verkoopcijfers van de Ierse budgetketen echter gegroeid met 20 procent.